dinsdag 16 december 2014

Greet en de gravende mannen

Als je in een nieuwbouwwijk woont dan kun je er gewoon donder op zeggen dat alles wat net door de gemeente is bestraat bijna onmiddellijk ook weer opengegooid wordt.

Eerst lag er een stoep, keurig netjes te wezen. Nog geen twee dagen later was de stoep over de hele lengte weer open. Voor de glasvezel. Nou heb ik u al eens verteld dat de mannen van de glasvezel het ook zo op hun eigen wijze eigenwijs aanpakken. Het is namelijk heel logisch dat je eerst tot de helft glasvezel in de grond douwt en dan als de stoep net klaar is doe je het volgende stukkie.

Tot nu toe heb ik nog uitzicht op weiland met vogels en uitgelaten honden enzo. Dit gaat niet duren tot in de eeuwigheid. Er wordt druk gewerkt om de boel bouwklaar te maken. Dat betekent dat er paaltjes geslagen worden door mannen met een landmeter, die dat drie weken daarna weer komen doen. Er wordt een weg aangelegd en vervolgens wordt er gegraven, veelvuldig gegraven. En weer dichtgegooid en nog eens gegraven. De ene keer worden er rioolbuizen gelegd en de volgende keer wat leidingen. Het is natuurlijk een belachelijk idee om dat allemaal tegelijkertijd te doen als de boel toch open ligt.

Maar de stoep. Die ligt er inmiddels iets minder keurig in. Onze straat heeft klinkers en asfalt en er zijn parkeerplaatsen en perkjes. In het perkje voor mijn raam met uitzicht is een boompje geplaatst. Hij kreeg nog geen uur om te aarden, want er moest weer gegraven worden, pal naast het boompje. Inmiddels heb ik gezien dat de gravers altijd beginnen op postzegelformaat. Je weet natuurlijk maar nooit of je geluk hebt. Maar gravers hebben nooit geluk.

Op een of andere manier weten ze nooit precies waar de leiding in de grond zit. De mannen van het kadaster kunnen op de millimeter nauwkeurig bepalen hoe je erfgrens loopt, maar blijkbaar wordt het registreren van de plek van leidingen niet zo serieus genomen. Het is altijd ongeveer daar.

Dus de postzegel gaat als snel richting een klein voetbalveld. En maar graven. Hele mannen verdwijnen in het gat wat deze keer recht voor mijn deur wordt gegraven. Al snel wordt er aangebeld. Of ik een emmer met water te leen heb. Er wordt iets gezegd met waterleiding en aansluiting voor de overkant en schoonmaken. Ik ben niet zo moeilijk. Na een paar uur graven wordt er weer aangebeld. Voor hoeveel ik de emmer wil verkopen, want ze gaan het niet redden vandaag (het is begin van de middag). Blijkbaar kijk ik nogal bevreemd, want voor ik iets kan zeggen mompelt de meneer iets van een emmer van thuis en morgen en loopt weg. Waarom heeft deze meneer van de waterleiding niet standaard een emmer in zijn hele grote bus?

Na een uur, het is nu halverwege de middag, zijn er geen gravers en meneer van de waterleiding meer te bekennen. Er ligt wel een gigantisch berg modder voor onze oprit. Dat dan weer wel. Maar ze zeiden dat ze er echt niets aan konden doen.

De dag erna wordt er weer aangebeld. Dezelfde emmer-meneer-van de waterleiding wil vandaag een beetje water voor zijn waterkoker. Die heeft hij blijkbaar wél in zijn grote bus. Ik ben nog steeds niet moeilijk, dus ik vul zijn mini-waterkoker. Er wordt nog wat gegraven en blijkbaar hebben ze gevonden wat nodig was, want na een paar uur zijn de mannen in geen velden of wegen te bekennen. Het gat is er nog, de modderberg ook en overal ligt rotzooi. Vleeswaren in de verpakking, plastic bekertjes en mandarijnenschillen. Helemaal aan het einde van de dag, het is al weer bijna donker, komt de graver met zijn graafmachine en flikkert het hele gat weer dicht.

Weer een dag later zie ik de emmer-meneer-die-er-een-klere-bende-van-maakt een beetje met het water spelen. Hij draait aan iets wat steekt in waar gister nog een gat zat en aan het einde van het open terrein spuit het water de grond uit. Hij rijdt wat in zijn busje heen en weer en is net voordat de boel echt goed overstroomt uitgespeeld.

Nog een dag later komt er een meneer met een cowboyhoed en een hesje van de gemeente en een hulpje de stoeptegels er weer inleggen. Ze graven weer een beetje en stampen ondertussen de boel aan. Wij hebben een hoop zand in onze nog aan te leggen voortuin liggen. Dit zand is van ons. Na een uurtje krijg ik een ingeving om eens te inspecteren of ze dat zand niet toevallig hebben gebruikt om de stoeptegels weer te leggen. Goeie ingeving, de stoeptegels liggen er in, ons zand is weg en in hun kar ligt een hoop ander zand.

Ik vraag eens of ze misschien heel toevallig het zand uit onze tuin hebben gebruikt. 'Maar het mocht van de uitvoerder', krijg ik als antwoord. Tuurlijk. Ik vertel ze dat het zand van ons is, dus niet voor algemeen gebruik. Het lag namelijk ook in onze tuin. 'Maar het mocht van de uitvoerder.' Tsjonge. 'Maar het mag niet van mij', zeg ik, 'het is mijn zand.' Al mopperend wordt het zand uit hun kar weer in onze tuin gemikt.

Het boompje lijkt de hele gravelarij te hebben overleefd. Hij staat nog fier overeind. 
Het wachten is op de volgende graafklus.