'Hoe gaat het met je?'
Het is een vraag die mij de laatste tijd vaak wordt gesteld. Het is een vraag naar welbevinden en mijn wel bevindt zich al een hele tijd niet op de plek waar het moet zijn. Toch vind ik het een moeilijke vraag, want het is alleen mijn lijf die die niet wel is, maar mijn geest wil wel.
Vermoeidheid is een raar iets. Het beïnvloedt je complete zijn. Buiten het feit dat mijn bips al lang geen zadel meer heeft gevoeld en de sportschool zijn maandelijkse bijdrage int, zonder dat ik mijn gezicht laat zien en een wandelingetje op slakkengang gaat voor maximaal een uur, doet het nog veel meer met je. Mijn spieren trillen zonder dat ze een donder uitvoeren. Na een beetje inspanning kunnen ze pijn doen alsof ik de marathon heb gelopen.
Bij het opstaan scheur ik me los uit de warme, zachte armen van mijn bed. De rest van de dag zit er een mist in mijn hoofd, die toeneemt naarmate de dag vordert. Deze mist geeft een zicht op mijn gedachten van minder dan 5 millimeter, maar met grote gevolgen. Een focus op één gedachte of ding blijkt bijna onmogelijk. Ik heb een concentratieboog van een gepelde garnaal. Een boek lezen vergt twee keer zo veel tijd, want soms heb ik geen idee wat ik lees, laat staan dat ik het begrijp. Mijn geheugen is een groot gapend gat. Een gesprek voeren voelt als een gevecht, want mijn gedachten komen niet uit mijn mond zoals ik bedacht had en bepaalde woorden lijken wel onvindbaar.
Dokters buigen zich over mijn gesteldheid. Is het niet hier, dan wel daar. Mijn hoop ligt nu bij specialisten die kaas hebben gegeten van vermoeidheid. Vooral omdat ze een idee hebben hoe ze het kunnen aanpakken.
Ondertussen heb ik vooral veel plezier in het leven, want daar ontbreekt het niet aan, ondanks de frustraties van veel niet kunnen en de dikke tranen die daar wel eens mee gepaard gaan.
Ik heb dus geen idee wat ik op die vraag moet antwoorden.