dinsdag 16 december 2014

Greet en de gravende mannen

Als je in een nieuwbouwwijk woont dan kun je er gewoon donder op zeggen dat alles wat net door de gemeente is bestraat bijna onmiddellijk ook weer opengegooid wordt.

Eerst lag er een stoep, keurig netjes te wezen. Nog geen twee dagen later was de stoep over de hele lengte weer open. Voor de glasvezel. Nou heb ik u al eens verteld dat de mannen van de glasvezel het ook zo op hun eigen wijze eigenwijs aanpakken. Het is namelijk heel logisch dat je eerst tot de helft glasvezel in de grond douwt en dan als de stoep net klaar is doe je het volgende stukkie.

Tot nu toe heb ik nog uitzicht op weiland met vogels en uitgelaten honden enzo. Dit gaat niet duren tot in de eeuwigheid. Er wordt druk gewerkt om de boel bouwklaar te maken. Dat betekent dat er paaltjes geslagen worden door mannen met een landmeter, die dat drie weken daarna weer komen doen. Er wordt een weg aangelegd en vervolgens wordt er gegraven, veelvuldig gegraven. En weer dichtgegooid en nog eens gegraven. De ene keer worden er rioolbuizen gelegd en de volgende keer wat leidingen. Het is natuurlijk een belachelijk idee om dat allemaal tegelijkertijd te doen als de boel toch open ligt.

Maar de stoep. Die ligt er inmiddels iets minder keurig in. Onze straat heeft klinkers en asfalt en er zijn parkeerplaatsen en perkjes. In het perkje voor mijn raam met uitzicht is een boompje geplaatst. Hij kreeg nog geen uur om te aarden, want er moest weer gegraven worden, pal naast het boompje. Inmiddels heb ik gezien dat de gravers altijd beginnen op postzegelformaat. Je weet natuurlijk maar nooit of je geluk hebt. Maar gravers hebben nooit geluk.

Op een of andere manier weten ze nooit precies waar de leiding in de grond zit. De mannen van het kadaster kunnen op de millimeter nauwkeurig bepalen hoe je erfgrens loopt, maar blijkbaar wordt het registreren van de plek van leidingen niet zo serieus genomen. Het is altijd ongeveer daar.

Dus de postzegel gaat als snel richting een klein voetbalveld. En maar graven. Hele mannen verdwijnen in het gat wat deze keer recht voor mijn deur wordt gegraven. Al snel wordt er aangebeld. Of ik een emmer met water te leen heb. Er wordt iets gezegd met waterleiding en aansluiting voor de overkant en schoonmaken. Ik ben niet zo moeilijk. Na een paar uur graven wordt er weer aangebeld. Voor hoeveel ik de emmer wil verkopen, want ze gaan het niet redden vandaag (het is begin van de middag). Blijkbaar kijk ik nogal bevreemd, want voor ik iets kan zeggen mompelt de meneer iets van een emmer van thuis en morgen en loopt weg. Waarom heeft deze meneer van de waterleiding niet standaard een emmer in zijn hele grote bus?

Na een uur, het is nu halverwege de middag, zijn er geen gravers en meneer van de waterleiding meer te bekennen. Er ligt wel een gigantisch berg modder voor onze oprit. Dat dan weer wel. Maar ze zeiden dat ze er echt niets aan konden doen.

De dag erna wordt er weer aangebeld. Dezelfde emmer-meneer-van de waterleiding wil vandaag een beetje water voor zijn waterkoker. Die heeft hij blijkbaar wél in zijn grote bus. Ik ben nog steeds niet moeilijk, dus ik vul zijn mini-waterkoker. Er wordt nog wat gegraven en blijkbaar hebben ze gevonden wat nodig was, want na een paar uur zijn de mannen in geen velden of wegen te bekennen. Het gat is er nog, de modderberg ook en overal ligt rotzooi. Vleeswaren in de verpakking, plastic bekertjes en mandarijnenschillen. Helemaal aan het einde van de dag, het is al weer bijna donker, komt de graver met zijn graafmachine en flikkert het hele gat weer dicht.

Weer een dag later zie ik de emmer-meneer-die-er-een-klere-bende-van-maakt een beetje met het water spelen. Hij draait aan iets wat steekt in waar gister nog een gat zat en aan het einde van het open terrein spuit het water de grond uit. Hij rijdt wat in zijn busje heen en weer en is net voordat de boel echt goed overstroomt uitgespeeld.

Nog een dag later komt er een meneer met een cowboyhoed en een hesje van de gemeente en een hulpje de stoeptegels er weer inleggen. Ze graven weer een beetje en stampen ondertussen de boel aan. Wij hebben een hoop zand in onze nog aan te leggen voortuin liggen. Dit zand is van ons. Na een uurtje krijg ik een ingeving om eens te inspecteren of ze dat zand niet toevallig hebben gebruikt om de stoeptegels weer te leggen. Goeie ingeving, de stoeptegels liggen er in, ons zand is weg en in hun kar ligt een hoop ander zand.

Ik vraag eens of ze misschien heel toevallig het zand uit onze tuin hebben gebruikt. 'Maar het mocht van de uitvoerder', krijg ik als antwoord. Tuurlijk. Ik vertel ze dat het zand van ons is, dus niet voor algemeen gebruik. Het lag namelijk ook in onze tuin. 'Maar het mocht van de uitvoerder.' Tsjonge. 'Maar het mag niet van mij', zeg ik, 'het is mijn zand.' Al mopperend wordt het zand uit hun kar weer in onze tuin gemikt.

Het boompje lijkt de hele gravelarij te hebben overleefd. Hij staat nog fier overeind. 
Het wachten is op de volgende graafklus.

vrijdag 31 oktober 2014

Greet maakt er een potje van



Oh nee, dit wordt geen kookblog, weest u niet bang. Ik ben en word vooral geen masterchef. Mijn werkelijke talenten liggen ergens anders. Wat niet wil zeggen dat ik niet trots kan zijn op wat ik met een beetje inspanning (wat in mijn geval al een prestatie op zich is) in elkaar kan flansen.

Het ziet er op het oog eenvoudig uit, maar vergist u niet, schijn bedriegt. Er kwam niets kant en klaars aan te pas. Afgezien van de groente die ik niet zelf heb geoogst en de vis die ik niet zelf heb gevangen en de kruiden die ik niet zelf uit planten en dergelijke heb geëxtraheerd en de meel die ik niet zelf heb gemalen, enzo.

Dus, bedankt boer en visser en kruidenmenger-en-in-potje-stopper en molenaar. Dank u wel. Het was mummie de bummie overigens, wat ik er van gebrouwen had.

Morgen eten we weer pizza, uit de diepvries.

woensdag 22 oktober 2014

Greet houdt er wel van

Ik kan u vertellen dat het leven in een dorp buitengewoon aangenaam is. Of woon je óp een dorp? Zo wordt het ook regelmatig gezegd. En ik betrap mij er zelf ook wel eens op. Maar op een dorp wonen is natuurlijk onmogelijk. Bovenop de kerktoren is het vast niet buitengewoon aangenaam. Waarom zeggen we het dan wel zo? Je kan wel wonen op Texel of op de Veluwe of op Schouwen-Duivenland. Net zo vreemd is om te zeggen dat je naar het dorp gaat of naar de stad, terwijl je al in het dorp of de stad woont. 'Ik ga even naar het centrum' klinkt zo vreemd. Iedereen weet wat je bedoelt als je zegt dat je even de stad in gaat.

Maar goed, ik dwaal al weer af. Misschien moet ik taal niet zo letterlijk nemen. Het ging om het buitengewone van het leven in een dorp. Na bijna 9 maanden kan ik dat met volle overtuiging concluderen. Ik, die mezelf bedacht had als echte stadse deerne, blijk heel goed te gedijen op dorpigheid. De wereld lijkt een stukje langzamer te draaien.

Zo groet men elkaar hier op straat. Das heel gewoon.

Als je bij de supermarkt staat af te rekenen, wijst de kassadame je nog even op de aanbiedingen die je gemist hebt. En als je die nog even wilt halen uit de winkel, dan is er niemand in de rij die zucht of steunt of moppert.

Heb je maar één of twee dingen in de supermarkt, dan mag je gegarandeerd vooraan in de rij.

De hondenpoep ligt niet op straat! Je kan met opgeheven hoofd over de stoep lopen.

Geen zerfvuil te bekennen. Geen gedumpte afvalzakken. Geen rotzooi.

's Nachts is het stil, heel stil.

Je ziet weer eens wat anders dan een mus in je tuin. Sterker nog, we kijken nu nog uit over een stuk braakliggend grond, waar valkjes biddend in de lucht hangen en je af en toe een fuut hoort of iets anders, zo goed is mijn vogelkennis nu ook weer niet.

Je kan altijd, maar dan ook altijd je auto parkeren, gratis.

En er is hier best nog wat te doen. Een ijssalon die hier al zit sinds mensenheugenis (nou ja), met een prijzenkast waar je u tegen zegt en ijs, oeh la la. In dit huishouden wordt alleen nog maar gewed om ijs. Er zijn restaurants en goeie ook. Een casino (ach). Een bibliotheek met een paar boeken. Een fatsoenlijke snackbar en natuurlijk de McDonald's.

Dus...

Ik ben om. Ik ben he-le-maal om. Mijn wortels schieten als gekken de grond in. Laat mij hier maar even zitten. En houden van. Het dorp.



maandag 22 september 2014

donderdag 24 juli 2014

Vreemde d(r)uiven


Misschien had ik eergisteren gewoon mijn voordeur open moeten laten staan. Er is gruwelijk veel aangebeld voor een doordeweekse dag en ik had niet eens een feestje.

Het begon met de pakjesbezorger in zijn oranje uniform. Ik en de pakjesbezorger zien elkaar regelmatig. Denkt u er maar niet het fijne van, want dat is absoluut niet de kwestie. Tenslotte ben ik niet zo handig met vreemde mannen, zoals u weet. Niet alleen bestel ik zelf nog wel eens wat via het wereld wijde web, maar dat doen onze buren ook. Ik ben veel thuis, mijn buren niet. Hij had vandaag twee pakjes, één voor Mr.T en de ander was voor de buurvrouw.

De volgende pakjesbezorger in een bruine verpakking meldde nogal bezorgd dat de buren niet thuis waren. Ook bezorgd vroeg hij of de geadresseerde wel de buren waren, waarbij hij de naam moeizaam voor mij voorlas. Beide problemen beantwoordde ik bevestigend. Toen bleef het stil. Ik stelde voor dat ik het pakje in bewaring zou nemen. Bezorgd stemde hij toe.

Toen kwam er een meneer van de gemeente die samen met zijn collega's hier al een tijdje aan het werk is om een nieuwe weg aan te leggen en onze straat weer toonbaar te maken. Hij zag er nogal verhit uit, in zijn lange werkbroek en zijn lichtgevende veiligheidsvest. Het zweet gutste van hem af en hij keek nogal vermoeid. Het was iets met wat ze aan de weg gingen doen en dat het moest drogen de hele dag en mijn Vosje en de volgende dag. Ik stelde hem gerust dat ik die dag niet weg hoefde.

Daarna de postbode. Oh, wat heb ik een medelijden met deze meneer. Het is namelijk een behoorlijk corpulente postbode, op een fiets en het is wárm. Hij had wel een koddig hoedje op, dat dan weer wel. Hij belde aan nadat hij enige vergeefse pogingen had gedaan iets door de brievenbus te proppen. Dat lukte dus niet.

En als laatste hadden we daar de buurvrouw. Die kwam even de oogst van de dag incasseren. Gelijk even een praatje gemaakt. Zo doen wij dat.

Dan hebben we ook nog een aanloopduif, maar die kan niet aanbellen. Hij zit wel veelvuldig in onze voortuin (wat eigenlijk geen tuin mag heten en om eerlijk te zijn is het gemeentegrond). Hij heeft een hekel aan vliegen, volgens mij omdat hij het niet zo goed onder de knie heeft en hij zich schaamt voor zijn soortgenoten die op het veld hiervoor bivakkeren. Hij loopt liever en zit wat tussen de kamille te scharrelen. Ik denk dat hij ons leuk vindt.


maandag 21 juli 2014

Greet moet er ook even wat over kwijt


Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd, nu 4 dagen geleden. 298 mensen zijn nietsvermoedend omgekomen, omdat er ergens oorlog is. Oorlog om land en wie er de baas moet zijn. Zoals er op veel plekken oorlog is, vanwege religie, land of de verschillende afkomst van mensen. Om ideeën, ideologieën en idealen.

Vanaf donderdag 17 juli 2014 in de middag wordt duidelijk dat er een vliegtuig is neergestort in het oostelijke deel van Oekraïne. Al snel komt er druppelsgewijs steeds meer informatie. En tot er nieuwe informatie is, wordt wat reeds bekend is herhaald. Ondanks dat het nu niet onomstotelijk vaststaat is de kans groot dat het vliegtuig zonder pardon uit de lucht is geschoten. De verschillende partijen in het gebied wijzen met een grote vinger naar elkaar.

En, midden in het leed van nabestaanden op verschillende plekken op de wereld, erger ik mij aan de manier waarop door journalisten en nieuwslezers vragen worden gesteld.

Als er wat ergs gebeurt roepen wij hier altijd al vanaf de bank, voordat de nieuwslezer de vraag aan de verslaggever ter plekke kan stellen, in koor: ‘Hoe is de sfeer?’ 

En ja hoor, nu ook weer aan de verslaggever die net de lijken heeft gezien, de ledematen, de persoonlijke bezittingen, paspoorten en mannen in gevechtstenues met een geweer en hun gezicht bedekt: ‘Hoe is het daar?’ Een ongelofelijke retorische vraag. Ik snap de bedoeling van de vraag echt wel, maar stel hem alsjeblieft niet, het verhaal komt toch wel.

Dan een die ik op de radio hoorde en mij boos maakte. De vicepresident van Malaysian Airlines Europa wordt geïnterviewd op Schiphol, waar een bloemenzee ligt met veel berichten van mensen die hun medeleven betuigen. De vraag was: ‘Welk berichtje heeft u nu het meest geraakt?’ Ook hier kan ik de bedoeling wel weer begrijpen, maar de vraagstelling is tenenkrommend.

De meeste lijken liggen inmiddels in een trein, die net is gaan rijden. Dan kunnen ze naar huis, naar familie en vrienden; dan kan er waardig afscheid worden genomen.

En ondertussen gaat de oorlog gewoon door. Niet alleen daar, maar op veel plekken in de wereld. Onschuldige mensen sterven, mannen, vrouwen en kinderen, ook vandaag weer. En morgen is er weer een nieuwe dag.

dinsdag 15 juli 2014

Greet en de mannen van de glasvezel


‘Goedemiddag mevrouw, we zijn van de glasvezel en komen de boel even aansluiten in uw huis.’
(het woord even is daadwerkelijk gezegd, daar zou men voorzichtiger mee om moeten gaan, want ‘even’ wekt verwachtingen)

‘Maar jullie zouden toch morgen komen?’
‘Klopt, maar we doen vandaag even wat voorwerk. Mag de deur open blijven staan?’
‘Uh ja, ga uw gang, in de gang.’

En voor ik het wist stonden drie mannen met enorme modderklonten aan hun schoenen in mijn pas door mijn nieuwste slaafje gezogen en gedweilde halletje. Van schrik trok ik mij weer terug op de bank, mijn altijd veilige haven en probeerde mijn aandacht weer te richten op een zeer interessante touretappe.

Nog geen 5 minuten later komt zo’n modderklont de kamer binnen en vraagt waar ‘de boel’ eigenlijk het huis binnenkomt. Ik loop met hem mee naar de ravage wat daarvoor nog mijn halletje was en hij toont mij dat het gat waar de glasvezel naar binnen moet eigenlijk een bodemloze put is.

‘Hebt u een kelder of een kruipruimte?’
‘Nee, die heb ik niet.’
‘Weet u dat heel zeker.’
Geen commentaar, wel een diepe zucht.

‘Hebt u dan foto’s van de aanleg van alle leidingen?’
Weer een bizarre vraag. ‘Nee, maar er staat misschien wel wat op tekening.’
‘Nou, gaat u maar even kijken dan, alstublieft.’

Ik loop naar zolder om de tekeningen te bekijken. Ik zie al snel, dat er niets op staat waar de glasvezel het huis in zou moeten, dus ik laat dat zien en ze zeggen dat ze verder gaan zoeken.
‘Dan weten we meteen waar we bij de andere huizen moeten zijn.’
‘Dus ik ben proefkonijn.’
Geen commentaar, slechts wat onverstaanbaar gemurmel.

Na ongeveer een anderhalf uur met veel lawaai, gelach en luid gepraat en gezang van drie personen komt modderkluit weer binnen om te vertellen dat ze toch helemaal klaar zijn. Ze hebben het gevonden, het zat aan de zijkant van het huis, wat mij met rollende ogen wordt medegedeeld. Blijkbaar is dit heel onlogisch voor een glasvezelaanlegger. Er wordt nog het een en ander op een tablet gerommeld en dan is het klaar.

‘Dus jullie komen morgen toch niet meer?’
‘Nee mevrouw, we zijn al helemaal klaar. Er moet alleen nog doorgemeten worden, maar dat laten we u van te voren weten.’

De deur valt dicht met een hartelijk tot ziens (van hun kant) en ik bekijk de schade van iets waar ik niet om heb gevraagd. Een deel van de tijdelijk verharde oprit is nu weer een modderhoop, waarvan een deel in mijn halletje en kamer ligt.

Aan alle glasvezelmeneren: wees eerlijk over wat je komt doen. Stuur geen brieven van te voren over een datum als je toch op een andere dag komt. En doe alstublieft de schoenen uit voor u bij mensen in hun leven stapt. En oh ja, hartelijk bedankt voor die enorme oranje kast in mijn meterkast, waar ik toch niets mee ga doen.

donderdag 22 mei 2014

Hoop is negatief

Ik snap dat de titel een contradictio in terminis kan zijn. Of misschien is het wel een contradictio in adjecto. Daar zouden we een boompje of een struikje voor kunnen opzetten, later misschien. Feit is wel dat hoop in zijn algemeenheid, u hoort het ik ben voorzichtig, als positief wordt ervaren.

'Hoop doet leven'. 'Zo lang er leven is, is er hoop'. 'Op hoop van zegen'. 'IJdele hoop'. De mooiste voor mij is wel: geloof, hoop en liefde. Zonder deze drie zou mijn bestaan en mijn innerlijkste ik er heel anders uit zien.

Ik kan u de betekenis van hoop even voorschotelen. Volgens Wikipedia, maar hoe betrouwbaar is deze als iedereen daar een beetje in kan gaan zitten prutsen, is hoop: de onzekere verwachting dat een bepaalde gewenste gebeurtenis zal plaatsvinden. Houdt u deze even vast.
Dan de Van Dale. Wie twijfelt nog aan de autoriteit van dit woordenboek? Staat een woord niet in 'de' Van Dale, dan bestaat het gewoon niet. Dus hoop volgens de Van Dale in de tweede betekenis: (de; v(m)) een zekere mate van verwachting (van iets goeds). Dat laatste wat tussen haken staat is opmerkelijk.

De tegenstelling van hoop is wanhoop. Hierin klinkt voor mij diepe ellende, verdriet en geen uitkomst meer zien in door. Geen greintje positiviteit te vinden in dat woord. Dus als we de zaken even omdraaien en hoop als tegenstelling van wanhoop zien, dan moet hoop automatisch wel positief zijn, toch?

Even terug naar de betekenis. Wikipedia heeft het over een onzekere verwachting en Van Dale zet er zelfs tussen haakjes bij dat het van iets goeds is. Hoop op zich zegt dus geen ene moer. Maar heb je hoop nodig? Ik denk het wel. Hoop geeft richting en een doel.

Dat laatste heeft echter een keerzijde die de gouden kleur van hoop donkerder maakt. En dat wordt tot uitdrukking gebracht in de betekenis van hoop; het onzekere en het goeds wat er misschien wel, misschien niet is.

Hoop is wat mij drijft om elke dag het gevecht tegen het ziek zijn aan te gaan. Ik hoop dat ik beter(der) wordt. Mijn tegenstanders in deze oorlog zijn Lyme en Bartonella, eerder al genoemd de broertjes Bor en Bar. Hoop doet mij iedere dag een bijzonder grote hoeveelheid pillen en poeders al dan niet in chemische vorm naar binnen te werken.

Maar mijn tegenstander is van niet gering formaat. Ik moet familiegebeurtenissen laten schieten. Een potje fietsen over de door mij zo vervloekte Limburgse heuvels zit er al heel lang niet meer in. Uitgebreid wandelen in de buitenlucht met als beloning een biertje gaat niet. Samen met mijn lief Mr.T winkelen om nieuwe outfits voor hem uit te zoeken is een no go. Dat laat ik over aan mijn lieve schone moedertje. Na een bezoekje van geliefden moet ik mijn bed in om bij te komen. En zo kan ik nog wel even doorgaan met wat ik vooral niet (meer) kan.

Dit alles maakt mij bij tijden heel treurig en dan huil ik er lustig op los. Toch accepteer ik het, want ik ben immers in staat van oorlog. Overgave is geen optie. Dus droog ik mijn tranen, want er komt een dag...

Dat is hoop, maar het niet zeker weten. Want wanneer komt die dag en komt die dag er uberhaupt? Ik weet het niet. En dat maakt dat de hoop voor mij een donkere kant heeft, negatief kan zijn. Ik hoop mij te pletter, maar waarop en wanneer zitten volledig in het duister.

Ik heb dus een lichtje nodig. Dat is het vertrouwen. Vertrouwen dat het goed komt. Wat dat ook is. Hoop niet als doel op zich, maar hoop dat ik kan blijven vechten en accepteren dat het is zoals het is.

donderdag 27 maart 2014

Gelukkig

donderdag 13 maart 2014

Overbevolking

Dit is een bericht aan al de bewoners met meer dan vier ledematen in ons huis.
Dus voor alle lieveheersbeestjes, torretjes, vliegjes, muggen, spinnen in alle soorten en maten en alles wat nog meer op een veelheid aan poten rondwandelt.

Laat ik voorop stellen dat ik heel goed begrijp dat jullie denken dat dit jullie woonplek is. Maar het feit is dat jullie eigenlijk de boel gewoon gekraakt hebben, toen wij er nog niet woonden. Nu wonen wij er en volgens de notaris is de hele zooi van ons, dus wordt het hoog tijd dat jullie je biezen pakken.

Ik zuig en dan gaat er een deel van jullie bevolking hupsakee, zo de stofzuigerzak in. Of er enige overlevingskansen zijn interesseert me eigenlijk geen bal. Maar zodra ik mijn kont gekeerd heb, zitten er weer anderen van jullie soort te lamballen op de trap, of een beetje doelloos en nutteloos het raam uit te staren, of een beetje lalala rond te vliegen. De rest verstopt zich in hoekjes en gaatjes en wacht tot het zijn of haar beurt is de boel te verzieken.

Toen ik gister oog in oog stond met een best wel uit de kluiten gewassen spin - jullie durven wel hoor, om zo'n grote jongen op mij af te sturen - was de maat vol. Ik heb er genoeg van. Ik ben er klaar mee.

Hebben jullie eigenlijk wel enig besef van hoe de natuur in elkaar zit? Hoe Onze Lieve Heer het bedoelt heeft? Huizen zijn voor mensen en de natuur is voor jullie. En als jullie goed uit het raam hadden gekeken dan hadden jullie gezien dat daar meer dan genoeg is. Het is lente. Ga lekker buiten spelen. Doe wat gezellige dingen met elkaar en plant je voort, voor mijn part. Maar niet in mijn huis!

Dus, in gestrekte draf het pand verlaten. Nu.
Toedeloetjes


woensdag 5 maart 2014

Inkijkje

De rookwolken zijn opgetrokken.
De dozen zijn uitgepakt.
Een deel van de eigendommen is verdwenen in een container bij de gemeente, een ander deel heeft zijn weg gevonden naar de kringloop en nog een ander deel staat op zijn (voorlopige) plek in onze nieuwe stulp. Het allerlaatste deel is weggestopt op zolder, achter semi-professioneel getimmerde aftimmering, made by Mr.T.

Een zucht van verlichting heeft al meermalen mijn longen verlaten.
Maar we zijn er nog niet helemaal.
Een kleedje voor de ramen, in welke vorm dan ook, moet nog.
De aannemer heeft nog wat achterstallig werk te doen, maar daarover later meer.
De tuin is nog een grote, met de nadruk op 'grote', woestenij.
Wat extra lampen zou ook wat meer licht op de zaak kunnen werpen.
En zo is er hier en daar en links en rechts nog wat.

Maar ik zit, op mijn plek.
En heel langzaam begint het voorzichtig te voelen als 'thuis'.







donderdag 2 januari 2014

Nieuwe ronde, nieuwe kansen

Zo, dat hebben we weer gehad. De lichten gaan uit, de rommel wordt opgeruimd. Het leven start weer op en de dagen worden weer langer.

De mooie dingen gaan mee in mijn hart, maar ik kijk niet meer terug naar wat is geweest. Staand in het heden heb ik de blik vooruit met hoop voor de toekomst.

Ik wens iedereen alle goeds voor de dagen, weken en maanden die gaan komen.