Mijn goede trouwe Vos brengt mij overal waar ik wil wezen, of waar ik niet wil wezen, maar noodgedwongen moet zijn. Hij brengt mij, altijd, zonder haperen.
Maar niet vandaag. Nietsvermoedend ga ik een dorp verderop boodschappen doen. Mijn eigen dorp heeft ook supermarkten, maar niet die ene waar ik zo vertrouwd mee ben en waar je die geinige moestuin-pot-dingen krijgt. Ik heb een bloedhekel aan boodschappen doen, dus het moet snel en simpel en vooral snel.
Vandaag ging het lekker. Geen irritante mensen die met karren voor de koelgevallen blijven staan loeren en niet kunnen beslissen wat ze willen, terwijl ik wel weet wat ik wil, maar de deur niet open kan doen vanwege die kar. Geen opstoppingen in de gangpaden van leuterende mensen; leuterend met elkaar of door een telefoon.
Zelfs aan de kassa was het opschieten geblazen. Geen voorgangers, een lege band en een kassajuffrouw die wachtte met mijn boodschappen langs de blieper te schuiven totdat ik alles op de band had, zodat ik ook direct mijn tassen kon inladen.
En als klap op de vuurpijl was de lift ook nog eens direct aanwezig. Het ging allemaal soepel, veel te soepel....
Op weg naar huis kom ik langs een brug en ja, daar ging het gruwelijk mis. De brug ging open. Mij nog niet bewust van het naderende onheil, zette ik mijn motor uit en de radio vooral heel hard. Het duurde maar en duurde maar. Eindelijk na een boot of wat, ging de brug weer dicht en ik startte mijn Vosje. Het Vosje zuchtte wat, maar raakte niet aan de praat. Nog eens proberen. Weer die zucht en verder niets. Intussen werd het alsmaar donkerder van de zonsverduistering die niemand kon zien omdat het zo bewolkt was.
Ik stapte uit, en keek vertwijfeld naar de enorme rij auto's achter mij. Ik zei in een soort universele gebarentaal dat mijn Vos dienst weigerde. De eerste de beste meneer in de auto achter mij moet de wanhoop in mijn ogen gezien hebben, want hij stapte ook uit. Hij duwde mijn Vos naar de kant en vroeg onzeker of ik wel zeker wist dat het de accu was, want hij had ook niet zo veel verstand van auto's. Maar hij had wel startkabels. Deze haalde hij ergens uit de diepe krochten van zijn achterbak te voorschijn, terwijl de overige inhoud van zijn auto op straat werd gezet.
Mijn motorkap omhoog en zijn motorkap omhoog. Zijn startkabel hing van ellende aan elkaar. We hebben hem zelfs nog in elkaar moeten fabrieken. Kansloos dacht ik en dat moet hij ook gedacht hebben, want hij vertelde mij dat dit nooit ging werken. Hij zou me wel thuis brengen. 'Laten we één poging doen', stelde ik voor. Ik wees de plus en de min aan en waar rood en zwart moest komen (hij dacht dat dat niets uitmaakte, maar voor die ene poging moest alles volgens het boekje, of de instructie op de zak van de startkabels).
Hij startte zijn motor. En toen ik de Vos. Weer die zucht en ik zuchtte ook, heel diep. Nog één keer die sleutel omdraaien. En ja hoor! De Vos had zijn mojo weer gevonden, de motor draaide. Hoera voor mijn Vosje, maar vooral hoera voor de aardige meneer die mij hielp en hoera voor alle aardige mensen die het leven een stukje makkelijker maken.