vrijdag 27 mei 2011

Dikkertje en Dap

Eergisteren stonden ze weer eens voor de deur. Twee identieke zusjes, maar geen tweeling, want de één is net twee maten groter dan de ander. Maar beide hebben ze voor hun leeftijd een grote maat. Ze hebben ook een broertje en een vader die extra large zijn. Hun moeder heb ik nog nooit gezien.

De twee zusjes, Dikkertje en Dap in mijn wereld, spelen veel en vaak buiten. Ze zitten daarbij het liefst met zijn tweeën op een iets te kleine, roze kinderfiets. Ik denk dat de fiets van het jongste zusje is, maar grote zus fietst altijd met jonge zus achterop. Het past net niet, om het zo maar te zeggen. Je ziet de fiets bijna doorbuigen. De wielen hebben een soort ellipsvorm. Als de fiets kon schreeuwen, dan zou je hem heel hard: AUW AUW AUW horen roepen. Maar een fiets kan niet schreeuwen.

Ze fietsen heel wat rondjes rond het blok. Over de stoep, dat wel. Het geheel slingert alle kanten op en of alle auto's altijd onbeschadigd uit de strijd komen, betwijfel ik. Ze spelen ook zonder fiets, maar wat ze dan precies doen, is mij niet duidelijk.

Regelmatig bellen ze dus aan, omdat ze voor veel goede doelen de deuren langs gaan. Jantje Beton, nieuwe spullen voor de sporthal, een nieuw schoolplein, loten voor een een of andere sportvereniging, ondersteuning van de heel plaatselijke carnavalsvereniging. Woon je hier, dan word je opgevoed met een rijk verenigingsleven. Neem nou de fanfare, waar ze dus eergisteren loten voor verkochten. Daar ga je als kind met maar een sprankje muzikaliteit op, zodra je een instrument kan vasthouden. En als je dan echt niet muzikaal bent, dan kan je altijd nog bij de dansmariekes of bij de majorette.

De meiden belden dus aan, want grote zus zit op de fanfare. Ik zie haar elk weekend met haar vader en broer in de fanfarekleren voorbij waggelen, uh, ik bedoel natuurlijk wandelen. Dikkertje en Dap zijn altijd samen, maar grote zus doet altijd het woord. Ze is kort van stof, want in het Maastrichts vraagt ze alleen maar: 'Wilt u geld geven?' of 'Wilt u een lot kopen?' Als je doorvraagt, krijg je wel het hele verhaal en het doel, plus bijbehorende smoezelige papieren die ingevuld moeten worden, maar over het algemeen in onverstaanbaar Maastrichts. Met name onverstaanbaar, omdat ze alles behalve in jouw richting praat.

En natuurlijk geef ik weer geld. Marketing technisch heel slim om kinderen langs de deuren te sturen. Ik ben een groot sponsor van alles wat vereniging is hier in de buurt. Helaas niet aftrekbaar van de belasting ben ik bang. Maar ach...wat geeft het.

maandag 23 mei 2011

Filosoferen met een 3-jarige

Voor de vijfde keer legde ik al het houten fruit op het speelbord voor nóg een potje 'boomgaard' of hoe het ook maar mocht heten. In ieder geval een pedagogisch verantwoord spel. Want als je wint, win je met zijn allen en verliezen idem dito. Misschien is dat wel helemaal niet verantwoord, maar ik ben niet zo thuis in de pedagogiek.

In je eentje winnen bleek dus onmogelijk. Toch weerhield het Frummel, met zijn drie hele jaren, er niet van om driftig te pogen het spel vakkundig te manipuleren. Hij deed stinkend zijn best om de dobbelsteen steeds zo te gooien dat hij twee stuks fruit mocht pakken in plaats van één. Dit mislukte echter steeds jammerlijk, want de uitkomst van de dobbelsteen was steeds de raaf en die moest je juist niet hebben, want we konden gezamenlijk dan wel weer van de raaf verliezen. Het klinkt allemaal heel ingewikkeld, maar het spel was echt kinderlijk eenvoudig.

In ieder geval zat Frummel tijdens het spel tegenover mij met zijn vinger in zijn oor. Hij keek mij eens aan en vroeg: 'Waar komt jeuk eigenlijk vandaan?' Ik begon een heel verhaal over kriebeltjes en stekende muggen en zomaar jeuk en een beetje ziek zijn en bultjes. Aan het einde van mijn betoog staarde hij naar het speelbord en vroeg nog eens met ernstige nadruk: 'Ja, maar waar komt de jeuk nu vandáán?' Ik probeerde het nog eens, maar nu met een andere woordkeus en een andere benadering. Halverwege mijn relaas rende hij weg van de tafel om hoognodig even wat anders te doen.

Opgelucht dat hij mij niet gevraagd had wat de zin van het leven was, want hoe leg je dat een 3-jarige uit, ruimde ik het spel weer op. Na vier en half potje had hij er gelukkig ook schoon genoeg van.

woensdag 18 mei 2011

Greet in de sportschool

Zie ik er uit alsof ik in een sociaal isolement zit en wel wat aanspraak kan gebruiken?

Ik weet niet hoe het met u zit, maar ik sport niet met het doel om 'eens lekker tussen de mensen te zijn'. Daarvoor heb ik andere activiteiten. Als ik sport, ga ik vooral ernstig in mijn eigen wereld op. Mijn geest gaat dan een soort eigen leven leiden. Bovendien sport ik in een kerkgebouw, wat ook al een hogere sfeer oproept.

Elke keer als ik ga sporten - en dat is al gauw één keer in de week - verbaas ik me over hoeveel mensen elkaar wel niet kennen. Het is één grote afspraak lijkt het wel. De mensen zijn in vier categorieën in te delen: de ouderen, de mensen met ernstig overgewicht (en dan bedoel ik ook echt ernstig), huisvrouwen en mannen met brede armen die vol staan met tattoos. Die laatste groep is behoorlijk vertegenwoordigd. Ik denk dat deze mannen allemaal een baan in de avonduren hebben.

Voor de ouderen heeft het overduidelijk een sociale functie. Er wordt uitgebreid bijgepraat en na het sporten gaan ze met zijn allen aan een grote tafel lunchen. Tante Pollewop neemt altijd de tas met etenswaren mee. De overige groepen hebben ook een soort onzichtbare band. Het klit bij elkaar en kletst meer dan dat het sport. Maar tussen de groepen onderling lijken ook lijntjes te liggen, want er wordt ook aan uitwisseling gedaan in de sociale contacten.

Toen ik vanochtend bij de sportschool aankwam, was er een mannetje van de gemeente met een Melkert-baan die de prullenbak op straat stond te legen. Hij keek mij met een grote glimlach aan, wenste me 'goedemorgen' en zei dat als ik nog even een beetje in de buurt bleef zijn werkdag als een speer voorbij zou gaan. Tja. Ik wenste hem ook 'goedemorgen' en veel werkplezier, maar dan zonder mij.

Ik ging de sportschool in en deed mijn rondje. Ik werkte me in het zweet om de nodige conditie en wat spieren te kweken. Mijn geest ging dus even op de vrije loop en ik hoopte dat het allemaal snel voorbij zou gaan, want zó leuk is sporten nu ook weer niet. Tussendoor geleuter vertraagd de zaak alleen maar.

Toch vond een klein, breed en kaal mannetje het hoognodig mij van wat aanwijzingen te voorzien toen ik mijn buikspieren aan een marteling blootstelde. Te veel gewicht, te langzaam, te weinig, maar ik had ook niet veel nodig, want veel vet zat er niet op mijn buik, maar dat kon ik nog wel even verbranden, dan moest ik het wel zus en zo doen, en dan zouden de mannen bij het zwembad weer naar mij fluiten, maar dat was niet nodig, want ik was getrouwd had hij wel gezien, dus ik kon ook maar beter niet naar andere mannen kijken, zo had het hem zíjn huwelijk gekost, dat mocht ik best weten, als ik er nou nog even 3 x 30 deed, dan was het wel voldoende, als ik het maar voelde branden, want dan verbrande je vet, zo had hij het ook gedaan.

Nou nou nou, hij zal het goed bedoelen denk ik maar.

Toen ik wegreed van de sportschool, zag ik in mijn achteruitkijkspiegeltje het mannetje van de gemeente mij enthousiast uitzwaaien.

donderdag 5 mei 2011

Schilderkunst



Mijn vader kan schilderen, maar mijn schone moeder kan er ook wat van!




zondag 1 mei 2011

Morbiditeit

Oh oh. We kunnen wel van een dierlijke massamoord spreken deze week. En het drukt zwaar op ons geweten.

Het begon met Vink. Guus kwam hem de tuin in brengen. Vink was duidelijk niet meer te redden, want hij hing slap en levenloos in Guus zijn bek. Vervolgens heeft hij Vink nog even alle hoeken van de tuin laten zien, waarbij Vink veelvuldig de lucht werd ingeworpen en tegen de muur gekwakt. Daarna mocht Redje hem ook nog even als oefenmateriaal gebruiken. Het begon vervelend te worden toen de veren in de bekjes bleven hangen en Vink werd voor dood achtergelaten. Morsdood is beter gezegd en dat kunt u verschrikkelijk letterlijk nemen.

Gister hebben we weer een groot deel van Nederland doorkruist om wat dood beest, klaargemaakt op een heet rooster, bij en met familie tot ons te nemen. Deze week laten we de beesten maar zo veel mogelijk weg uit ons eten.

Maar in de auto is het onmogelijk lijken te voorkomen. Hadden we een paar maanden geleden nog een kraai frontaal te pakken, deze keer was het een zee aan insecten. Het voorraam is één groot kerkhof! De insecten zijn als zodanig niet meer te herkennen, maar het ene beest geeft duidelijk een grotere en goordere plek dan de ander. Waarschijnlijk zijn we genoodzaakt de resten van het raam te schrapen, want ruitensproeivloeistof bleek zeer zeker niet afdoende.

En vanochtend lag Muis in de tuin, onthoofd en enorm overleden.

R.I.P. lieve beestjes, die afgelopen week het licht definitief zagen uitgaan. We hopen dat jullie tenminste een mooi leven hebben gehad. En sorry dat we jullie allemaal niet konden redden, maar zo is het leven nu eenmaal.

Een dooddoener, ik weet het...