Het hele geval deed zich voor op de parkeerplaats van de supermarkt met die leuke supermarktmanager. Parkeerplaatsen halen het allerslechtste in de mens boven. Zo bleek.
Het ene oudje reed in een paars autootje. Als er een kampioenschap 'hoe-kijk-ik-zo-moeilijk-mogelijk-de-wereld-in' bestond dan zou hij de derde, de tweede en de eerste prijs krijgen. Hij reed langzaam.
Het andere oudje liep over de parkeerplaats. Ze trok een boodschappentas op wieltjes achter zich aan. Haar neus stak in de wind, letterlijk. Ze liep langzaam.
Aan het begin van het hele incident waren het ene oudje en het andere oudje nog lang niet in elkaars buurt. Logischerwijs zou je dan ook geen incident verwachten. Ware het niet dat het looptempo van het andere oudje niet in verhouding lag met het rijtempo van het ene oudje. Ze zouden elkaar ontmoeten, dat was onvermijdelijk.
Op het moment dat dat gebeurde had het andere oudje niets in de gaten. Het ene oudje uiteraard wel, want hij had het andere oudje in het vizier achter zijn stuur. Hij had gewoon kunnen remmen en het andere oudje rustig haar pad kunnen laten vervolgen, maar nee, hij trapte de koppeling in en gaf tegelijkertijd een dot gas. Het paarse autootje brulde. Het andere oudje maakte een sprongetje van schrik, waarbij de trolley onverhoopt even van de grond kwam. Ze keek enigszins verstoort achterom, maar liep geen stap sneller. Eenmaal bij de ingang van de supermarkt keek ze nog eens naar het ene oudje in het paarse autootje, die worstelde met inparkeren.
Natuurlijk kan het ook zo zijn dat het ene oudje zich vergiste. Dat hij bedoelde om samen met de koppeling de rem in te trappen en dat hij per ongeluk op het gaspedaal duwde. Dat kan. Maar zijn verwoestende blik gaf de doorslag. Geen voordeel van de twijfel. Parkeerplaatsen halen het allerslechtste in de mens boven. Zo bleek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten