Ik snap dat de titel een contradictio in terminis kan zijn. Of misschien is het wel een contradictio in adjecto. Daar zouden we een boompje of een struikje voor kunnen opzetten, later misschien. Feit is wel dat hoop in zijn algemeenheid, u hoort het ik ben voorzichtig, als positief wordt ervaren.
'Hoop doet leven'. 'Zo lang er leven is, is er hoop'. 'Op hoop van zegen'. 'IJdele hoop'. De mooiste voor mij is wel: geloof, hoop en liefde. Zonder deze drie zou mijn bestaan en mijn innerlijkste ik er heel anders uit zien.
Ik kan u de betekenis van hoop even voorschotelen. Volgens Wikipedia, maar hoe betrouwbaar is deze als iedereen daar een beetje in kan gaan zitten prutsen, is hoop: de onzekere verwachting dat een bepaalde gewenste gebeurtenis zal plaatsvinden. Houdt u deze even vast.
Dan de Van Dale. Wie twijfelt nog aan de autoriteit van dit woordenboek? Staat een woord niet in 'de' Van Dale, dan bestaat het gewoon niet. Dus hoop volgens de Van Dale in de tweede betekenis: (de; v(m)) een zekere mate van verwachting (van iets goeds). Dat laatste wat tussen haken staat is opmerkelijk.
De tegenstelling van hoop is wanhoop. Hierin klinkt voor mij diepe ellende, verdriet en geen uitkomst meer zien in door. Geen greintje positiviteit te vinden in dat woord. Dus als we de zaken even omdraaien en hoop als tegenstelling van wanhoop zien, dan moet hoop automatisch wel positief zijn, toch?
Even terug naar de betekenis. Wikipedia heeft het over een onzekere verwachting en Van Dale zet er zelfs tussen haakjes bij dat het van iets goeds is. Hoop op zich zegt dus geen ene moer. Maar heb je hoop nodig? Ik denk het wel. Hoop geeft richting en een doel.
Dat laatste heeft echter een keerzijde die de gouden kleur van hoop donkerder maakt. En dat wordt tot uitdrukking gebracht in de betekenis van hoop; het onzekere en het goeds wat er misschien wel, misschien niet is.
Hoop is wat mij drijft om elke dag het gevecht tegen het ziek zijn aan te gaan. Ik hoop dat ik beter(der) wordt. Mijn tegenstanders in deze oorlog zijn Lyme en Bartonella, eerder al genoemd de broertjes Bor en Bar. Hoop doet mij iedere dag een bijzonder grote hoeveelheid pillen en poeders al dan niet in chemische vorm naar binnen te werken.
Maar mijn tegenstander is van niet gering formaat. Ik moet familiegebeurtenissen laten schieten. Een potje fietsen over de door mij zo vervloekte Limburgse heuvels zit er al heel lang niet meer in. Uitgebreid wandelen in de buitenlucht met als beloning een biertje gaat niet. Samen met mijn lief Mr.T winkelen om nieuwe outfits voor hem uit te zoeken is een no go. Dat laat ik over aan mijn lieve schone moedertje. Na een bezoekje van geliefden moet ik mijn bed in om bij te komen. En zo kan ik nog wel even doorgaan met wat ik vooral niet (meer) kan.
Dit alles maakt mij bij tijden heel treurig en dan huil ik er lustig op los. Toch accepteer ik het, want ik ben immers in staat van oorlog. Overgave is geen optie. Dus droog ik mijn tranen, want er komt een dag...
Dat is hoop, maar het niet zeker weten. Want wanneer komt die dag en komt die dag er uberhaupt? Ik weet het niet. En dat maakt dat de hoop voor mij een donkere kant heeft, negatief kan zijn. Ik hoop mij te pletter, maar waarop en wanneer zitten volledig in het duister.
Ik heb dus een lichtje nodig. Dat is het vertrouwen. Vertrouwen dat het goed komt. Wat dat ook is. Hoop niet als doel op zich, maar hoop dat ik kan blijven vechten en accepteren dat het is zoals het is.