donderdag 24 juli 2014

Vreemde d(r)uiven


Misschien had ik eergisteren gewoon mijn voordeur open moeten laten staan. Er is gruwelijk veel aangebeld voor een doordeweekse dag en ik had niet eens een feestje.

Het begon met de pakjesbezorger in zijn oranje uniform. Ik en de pakjesbezorger zien elkaar regelmatig. Denkt u er maar niet het fijne van, want dat is absoluut niet de kwestie. Tenslotte ben ik niet zo handig met vreemde mannen, zoals u weet. Niet alleen bestel ik zelf nog wel eens wat via het wereld wijde web, maar dat doen onze buren ook. Ik ben veel thuis, mijn buren niet. Hij had vandaag twee pakjes, één voor Mr.T en de ander was voor de buurvrouw.

De volgende pakjesbezorger in een bruine verpakking meldde nogal bezorgd dat de buren niet thuis waren. Ook bezorgd vroeg hij of de geadresseerde wel de buren waren, waarbij hij de naam moeizaam voor mij voorlas. Beide problemen beantwoordde ik bevestigend. Toen bleef het stil. Ik stelde voor dat ik het pakje in bewaring zou nemen. Bezorgd stemde hij toe.

Toen kwam er een meneer van de gemeente die samen met zijn collega's hier al een tijdje aan het werk is om een nieuwe weg aan te leggen en onze straat weer toonbaar te maken. Hij zag er nogal verhit uit, in zijn lange werkbroek en zijn lichtgevende veiligheidsvest. Het zweet gutste van hem af en hij keek nogal vermoeid. Het was iets met wat ze aan de weg gingen doen en dat het moest drogen de hele dag en mijn Vosje en de volgende dag. Ik stelde hem gerust dat ik die dag niet weg hoefde.

Daarna de postbode. Oh, wat heb ik een medelijden met deze meneer. Het is namelijk een behoorlijk corpulente postbode, op een fiets en het is wárm. Hij had wel een koddig hoedje op, dat dan weer wel. Hij belde aan nadat hij enige vergeefse pogingen had gedaan iets door de brievenbus te proppen. Dat lukte dus niet.

En als laatste hadden we daar de buurvrouw. Die kwam even de oogst van de dag incasseren. Gelijk even een praatje gemaakt. Zo doen wij dat.

Dan hebben we ook nog een aanloopduif, maar die kan niet aanbellen. Hij zit wel veelvuldig in onze voortuin (wat eigenlijk geen tuin mag heten en om eerlijk te zijn is het gemeentegrond). Hij heeft een hekel aan vliegen, volgens mij omdat hij het niet zo goed onder de knie heeft en hij zich schaamt voor zijn soortgenoten die op het veld hiervoor bivakkeren. Hij loopt liever en zit wat tussen de kamille te scharrelen. Ik denk dat hij ons leuk vindt.


maandag 21 juli 2014

Greet moet er ook even wat over kwijt


Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd, nu 4 dagen geleden. 298 mensen zijn nietsvermoedend omgekomen, omdat er ergens oorlog is. Oorlog om land en wie er de baas moet zijn. Zoals er op veel plekken oorlog is, vanwege religie, land of de verschillende afkomst van mensen. Om ideeën, ideologieën en idealen.

Vanaf donderdag 17 juli 2014 in de middag wordt duidelijk dat er een vliegtuig is neergestort in het oostelijke deel van Oekraïne. Al snel komt er druppelsgewijs steeds meer informatie. En tot er nieuwe informatie is, wordt wat reeds bekend is herhaald. Ondanks dat het nu niet onomstotelijk vaststaat is de kans groot dat het vliegtuig zonder pardon uit de lucht is geschoten. De verschillende partijen in het gebied wijzen met een grote vinger naar elkaar.

En, midden in het leed van nabestaanden op verschillende plekken op de wereld, erger ik mij aan de manier waarop door journalisten en nieuwslezers vragen worden gesteld.

Als er wat ergs gebeurt roepen wij hier altijd al vanaf de bank, voordat de nieuwslezer de vraag aan de verslaggever ter plekke kan stellen, in koor: ‘Hoe is de sfeer?’ 

En ja hoor, nu ook weer aan de verslaggever die net de lijken heeft gezien, de ledematen, de persoonlijke bezittingen, paspoorten en mannen in gevechtstenues met een geweer en hun gezicht bedekt: ‘Hoe is het daar?’ Een ongelofelijke retorische vraag. Ik snap de bedoeling van de vraag echt wel, maar stel hem alsjeblieft niet, het verhaal komt toch wel.

Dan een die ik op de radio hoorde en mij boos maakte. De vicepresident van Malaysian Airlines Europa wordt geïnterviewd op Schiphol, waar een bloemenzee ligt met veel berichten van mensen die hun medeleven betuigen. De vraag was: ‘Welk berichtje heeft u nu het meest geraakt?’ Ook hier kan ik de bedoeling wel weer begrijpen, maar de vraagstelling is tenenkrommend.

De meeste lijken liggen inmiddels in een trein, die net is gaan rijden. Dan kunnen ze naar huis, naar familie en vrienden; dan kan er waardig afscheid worden genomen.

En ondertussen gaat de oorlog gewoon door. Niet alleen daar, maar op veel plekken in de wereld. Onschuldige mensen sterven, mannen, vrouwen en kinderen, ook vandaag weer. En morgen is er weer een nieuwe dag.

dinsdag 15 juli 2014

Greet en de mannen van de glasvezel


‘Goedemiddag mevrouw, we zijn van de glasvezel en komen de boel even aansluiten in uw huis.’
(het woord even is daadwerkelijk gezegd, daar zou men voorzichtiger mee om moeten gaan, want ‘even’ wekt verwachtingen)

‘Maar jullie zouden toch morgen komen?’
‘Klopt, maar we doen vandaag even wat voorwerk. Mag de deur open blijven staan?’
‘Uh ja, ga uw gang, in de gang.’

En voor ik het wist stonden drie mannen met enorme modderklonten aan hun schoenen in mijn pas door mijn nieuwste slaafje gezogen en gedweilde halletje. Van schrik trok ik mij weer terug op de bank, mijn altijd veilige haven en probeerde mijn aandacht weer te richten op een zeer interessante touretappe.

Nog geen 5 minuten later komt zo’n modderklont de kamer binnen en vraagt waar ‘de boel’ eigenlijk het huis binnenkomt. Ik loop met hem mee naar de ravage wat daarvoor nog mijn halletje was en hij toont mij dat het gat waar de glasvezel naar binnen moet eigenlijk een bodemloze put is.

‘Hebt u een kelder of een kruipruimte?’
‘Nee, die heb ik niet.’
‘Weet u dat heel zeker.’
Geen commentaar, wel een diepe zucht.

‘Hebt u dan foto’s van de aanleg van alle leidingen?’
Weer een bizarre vraag. ‘Nee, maar er staat misschien wel wat op tekening.’
‘Nou, gaat u maar even kijken dan, alstublieft.’

Ik loop naar zolder om de tekeningen te bekijken. Ik zie al snel, dat er niets op staat waar de glasvezel het huis in zou moeten, dus ik laat dat zien en ze zeggen dat ze verder gaan zoeken.
‘Dan weten we meteen waar we bij de andere huizen moeten zijn.’
‘Dus ik ben proefkonijn.’
Geen commentaar, slechts wat onverstaanbaar gemurmel.

Na ongeveer een anderhalf uur met veel lawaai, gelach en luid gepraat en gezang van drie personen komt modderkluit weer binnen om te vertellen dat ze toch helemaal klaar zijn. Ze hebben het gevonden, het zat aan de zijkant van het huis, wat mij met rollende ogen wordt medegedeeld. Blijkbaar is dit heel onlogisch voor een glasvezelaanlegger. Er wordt nog het een en ander op een tablet gerommeld en dan is het klaar.

‘Dus jullie komen morgen toch niet meer?’
‘Nee mevrouw, we zijn al helemaal klaar. Er moet alleen nog doorgemeten worden, maar dat laten we u van te voren weten.’

De deur valt dicht met een hartelijk tot ziens (van hun kant) en ik bekijk de schade van iets waar ik niet om heb gevraagd. Een deel van de tijdelijk verharde oprit is nu weer een modderhoop, waarvan een deel in mijn halletje en kamer ligt.

Aan alle glasvezelmeneren: wees eerlijk over wat je komt doen. Stuur geen brieven van te voren over een datum als je toch op een andere dag komt. En doe alstublieft de schoenen uit voor u bij mensen in hun leven stapt. En oh ja, hartelijk bedankt voor die enorme oranje kast in mijn meterkast, waar ik toch niets mee ga doen.